WONEN IN ITALIË – Monte Isola
Toen ik een week geleden op Monte Isola aankwam, moest ik even aan Capri of een andere toeristenfuik denken, want wat was het druk! Ik zag zelfs groepen toeristen achter een dame met een vlaggetje aanlopen en dat op een eiland waar je in 2,5 uur omheen loopt.
Het is allemaal de 'schuld' van kunstenaar Christo die hier in 2016 een wereldvermaard kunstwerk opzette, zijn 'The Floating Piers'. Duizenden mensen kwamen hierheen om over het water te lopen en sindsdien is Monte Isola 'ontdekt'.
Ik kom hier al sinds 2003. Ik werd meteen dikke vrienden met de eigenaren van het hotel waar ik terecht kwam, hotel La Foresta. Het waren twee broers, Sandro en Silvano en hun vrouwen, Antonia en Vilma, en een inmiddels volwassen zoon Nicola. Vooral met de vrouwen trek ik op.
Ook deze keer was het weerzien weer hartelijk. Zij moeten wel gewoon werken dus ons contact verloopt veel tussen de bedrijven door. Maar dat is helemaal niet erg, want ik heb hier helemaal mijn eigen eiland-leven.
Na het ontbijt 's morgens ga ik altijd naar de bar in het dorp die al een jaar of veertig door Sandrino wordt gerund. We kennen elkaar dus al heel lang. Na de dood van Cor vond ik ook troost bij hem. Hij had kort daarvoor zijn zuster verloren. We hebben toen veel gepraat.
Vervolgens begin ik aan mijn wandeling rond het eiland. Ik heb altijd een boek bij me en drink koffie op mijn vaste adresjes. Bijvoorbeeld in Sensole aan het water bij restaurant Sole waar het nichtje van Vilma werkt.
In Siviano strijk ik neer bij Tina die ik ook al honderd jaar ken. Daar kom ik ook weer vaak bekenden tegen: Anna, Juliana die bij La Foresta werken en met wie ik ook even koffie drink.
's Middags is er meer tijd om met Antonia en Vilma bij te kletsen. Ze hebben dit seizoen best wat tegenslag gehad, vertellen ze. Aanrijdingen, ziektes, waardoor personeel uitviel. En dat terwijl het restaurant avond aan avond vol zit.
Dinsdagavond vertrekt Vilma, zoals zo vaak 's avonds, naar haar huis in Iseo. Een paar uur later belt haar zuster Dani.
Vilma is tijdens het uittrekken van haar broek gevallen en heeft haar enkel gebroken. Wat een pechvogel! Maar ook een tegenslag voor het hotel. Het seizoen is nog niet afgelopen en Vilma is node te missen.
De volgende ochtend vertrek ik met twee krukken onder m'n arm naar Iseo. Ik vind Vilma uitgestrekt op de bank. Voet in het gips, een rolstoel naast haar.
We praten wat. Ze zal twee dagen later worden geopereerd. Een dag later zal ze met man Silvano naar de 'prericovero' gaan, de voorbereiding op de operatie. Silvano probeert zo veel mogelijk bij haar te zijn maar is ook hard nodig in het hotel.
We worden echt ouder, concluderen we. Als je je broek niet meer staande kan uit- of aantrekken zonder je evenwicht te verliezen.... Vilma trakteert mij vervolgens op nog een reeks horror-verhalen van tobbende familie-leden.
Zwager van z'n fiets gevallen, gebroken elleboog, andere zwager tumor in de longen, nummer drie een melanoom op z'n been en zo gaat ze maar door. Nee, het ziet er niet best voor ons uit jòngere ouderen, maar wel ouderen.
Een dag later loop ik weer heerlijk over het eiland. Na een kleine dip schijnt de zon weer. Bij restaurant Sole zetten ze speciaal voor mij een klein tafeltje aan de waterkant om daar te lunchen.
Morgen weer naar Iseo. Niet alleen voor Vilma maar ook om met vriendin Paola te lunchen. Zij heeft samen met haar dochter een boekhandel die tot in de wijde omtrek bekend is door de evenementen die ze er organiseren. Die zijn vooral gericht op kinderen. We hebben elkaar altijd veel te vertellen.
Dan nog een laatste nacht luisteren naar de golfjes van het meer en het gesnater van de eenden. En rond zevenen Sandro zien vertrekken in zijn kleine bootje. Dankzij hem is er altijd verse vis.
Maandag rijd ik dan weer naar Mombarcaro. Lichamelijk en mentaal opgefrist. In vier à vijf uur ben ik thuis. Dat is ooit wel eens anders geweest
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.